E94 / 194 / BR 254 / 1020

E94 De serie E94 (vanaf 1968 bij de DB serie 194, vanaf 1970 bij de DR serie 254, vanaf 1954 bij de ÖBB serie 1020), met de bijnaam “Duitse Krokodil“, is een zware 6 assige elektrische locomotief die bedoeld was voor het zware goederen vervoer voor de Deutsche Reichsbahn.









History....

De bouw van de elektro locomotief uit de serie E94 is gestart in 1940 en was bedoeld voor het zware goederen verkeer.
Zij moesten in staat zijn om zonder problemen de steile hellingen bij de Frankenwaldbahn, de Arlbergbahn, de Tauernbahn en de Geislinger helling kunnen overwinnen.
De Co’Co’-Loc was een directe doorontwikkeling van de serie 93, waarbij de E94 zich uiterlijk onderscheidde door de visvormige geperforeerde langsliggers op de brug en een aangepaste indeling van de zijruiten en roosters.
AEG leverde tot 1945 146 deze machines, ook wel KEL (Kriegsellok) 2 genoemd, met de bedrijfsnummers E 94 001 tot 136, E 94 145 en E 94 151 tot 159.
Door het tekort aan grondstoffen is bij de bouw in grote mate gebruik gemaakt van vervangende grondstoffen.
De maximale toegestane snelheid van de locs was 90 km/h.
De locomotieven van de serie E 94 konden goederentreinen van 2.000 ton op een vlakke lijn met een gemiddelde snelheid van 85 km / h ,1.600 ton op een helling van 10 promille met 40 km / h, 1.000 ton op een helling van 16 promille met 50 km / uur en 600 ton op een helling van 25 promille 50 km / h trekken.

Naoorlogse jaren.

E94 Na de tweede wereldoorlog verbleven de meeste locs bij de Deutsche Bundesbahn.
Met de nog voorhanden zijnde onderdelen werden ook na het einde van de oorlog nog locomotieven afgebouwd en in dienst gesteld bij de DB en ÖBB.
In totaal zijn er 44 Machines naar de Österreichische Bundesbahn gegaan die als serie 1020 hebben dienst gedaan en zijn in 1995 buiten dienst gesteld.

Deutsche Bundesbahn.

E94 De DB liet tussen 1954 en 1956 nieuwe locomotieven bouwen met de nummers E 94 178 tot 196 en E 94 262 tot 285 en kocht er nog 4 van de DR. Hiermee was het bestand in totaal 124 stuks.
Naast de inzet voor goederentreinen werden zij ook ingezet als duwloc op de Geislinger helling en de Spessart helling.
In 1968 heeft de DB de E 94 door de invoering van UIC nummering deze omgezet naar de 194 serie.

De naoorlogs gebouwde machines E 94 262 tot 285 als ook de E 94 141 en 142 mochten vanaf 1970 100 km/h rijden en kregen de nummers 194 562 tot 585, 541 en 542.
Deze locs werden ook uitgerust met een hoogspanningssturing van BBC/Siemens en waren met 4680 kW beduidend krachtiger.
De inzet van de serie 194 werd bij de spoorwegen ingekrompen tot het zuid Duitse deel.
De meest noordelijke en westelijke bestemmingen waren Bebra en Mainz-Bischofsheim.
Acht 194.5 behielden ten behoeve van duwtractie het extra rode sluitlicht, dat voorkwam dat de machinist telkens in en uit de lok moest klimmen om het sluitlicht om te zetten.
De 194 178 werd als enige lok in de serie, de in 1974 ingevoerde, in oceaan blauwe-beige kleurstelling geschilderd.
In 1988 eindigde de inzet van de 194 bij de DB.

Deutsche Reichsbahn.

BR254 In de regio van de Deutsche Reichsbahn werden 30 locomotieven behouden, maar tien daarvan zijn met defecten terzijde gesteld.
Daarvan werden aan het einde van de elektrische inzet 25 stuks als herstelbetaling overgebracht naar de Sovjet unie.
Daar werden ze voor het merendeel als proef bij Perm omgespoord naar 1520 mm en voorzien van een SA3- centrale bufferkoppeling.
De niet voor dit doel ontworpen draaistellen verloren daardoor aan de stabiliteit.
Wegens gebrek aan ruimte moesten ook de wielstellen uitgedraaid worden.
Omstreeks 1950 waren er in verband met de verdubbeling van het spoor Zwickau-Aue-Johann George stad ook plannen tot elektrificatie.
Een totaal van 16 locomotieven van de serie E 94 zouden het vervoer van uranium voor SDAG Wismut op zich moeten nemen.
Tot realisatie van deze plannen is het echter nooit gekomen, omdat het onder andere minder zou opbrengen dan aanvankelijk werd verwacht.
In 1952 en 1953 heeft de Sovjet Unie de 25 Locomotieven weer aan de DR terug gegeven.
Vanwege de gewijzigde spoorbreedte werd het meestal in drie delen verdeeld en op vlakke dieplader getransporteerd.
Omdat de E 94 032 al in 1948 aan de DB was afgestaan, bevonden zich nu 29 Locs als schade gevallen in het bestand, waarvan eind 1950 weer 23 machines weer in dienst gesteld konden worden.
Daarvoor moesten de draaistellen weer in de oorspronkelijke staat worden terug gebracht, waarbij ook de uitgedraaide wielstellen vernieuwd moesten worden.
Problematisch was echter dat de oorspronkelijke tekeningen die erbij hoorde niet mee terug geleverd zijn.
Vier E 94 zijn tussen 1956 en 1960 aan de DB verkocht en twee E94 zijn gesloopt omdat zelfs de locs als voorziening voor reserve onderdelen te veel schade hadden.
In het begin werden de E 94 door de DR ingezet op Bitterfeld, Halle (Saale), Leipzig-Wahren en Magdeburg-Buckau voor het zware goederen vervoer.
Na de elektrificering van Sächsischen Dreiecks in 1963 werden ook enkele locs gestationeerd in Zwickau.
Sinds 1. Juli 1970 gaan de E 94 bij de DR als Baureihe 254 verder door het leven.
De in 1973 door kabelbrand getroffen locomotief 254-096 wordt op 30 mei 1974 als eerste buiten dienst gesteld.
De ongevalsloc 254 017 volgde op 13. Juli 1978.
In 1979 nam de Braunkohlenkombinat Bitterfeld die 254 057 en 058 over en werden onder eigen beheer ingezet.
Uiteindelijk werden deze oostelijk van Leipzig in Bw Engelsdorf ter zijde gesteld.
Op 1 Januari 1991 had de DR nog acht machines in bezit die, op de museumloc 254 056 na, in de loop van dat jaar buiten dienst werden gesteld.
De 254ers hadden bij de DR de bijnaam “Eisenschwein”.

Österreichische Bundesbahnen.

1020 Al tijdens de planmatige invoer van de locomtieven (Oostenrijk was destijds al aangesloten bij het derde rijk) werd op de Alpenhellingen Arlbergbahn, Karwendelbahn, Karawankenbahn, Tauernbahn en Brennerbahn deze als voorspan en duw locomotief ingezet. Vanaf 1940 stelde de Duitse Reichsbahn ook de serie E 94 locomotieven in de zogenaamde Ostmark in dienst.

Na de oorlog bevonden zich 44 Locomotieven in Oostenrijk. In 1952 bestelde de ÖBB nog drie locomotieven. De serienaam werd in 1954 veranderd naar de 1020 serie.
De serie 1020 is decennia lang ingezet als goederentrein en ingezet als duwloc en was in alle belangrijke spoorweg depots te vinden.
De locomotieven ondersteunde ook treinen naar buurlanden tot aan München, Tarvisio (Italië) en Jesenice (Slovenië).

Vanaf 1967 werden de locomotieven gemoderniseerd.
Ze werden onder andere voorzien van twee brede gecombineerd vensters (oorspronkelijk waren er drie smalle), koplamp achterlicht combinaties, een nieuwe laag verf (bloed oranje in plaats van groene spar) en luchtroosters op de voorbouw.
In 1995 werden de laatste grote locomotieven van deze serie uit dienst genomen.
E94-194


Bewaarde locomotieven uit deze serie.

Bewaarde DB-Lokomotiven:

• 194 051 is in eigendom van de stad Singen en rijdt van tijd tot tijd voor Pfalzbahn GmbH.
• E 94 080 bevind zich in het Eisenbahnmuseum Bochum-Dahlhausen en is in goede staat echter niet rijvaardig.
• 194 158 is tussen 1998 en 2001 gerestaureerd door de Arbeitsgemeinschaft historische Eisenbahnfahrzeuge e. V. en behoort nu in het bestand van Rail 4U.
• E 94 192 staat in het Bayerischen Eisenbahnmuseum in Nördlingen en rijdt voor de BayernBahn GmbH.
• E 94 279 is een deel van de inventaris van het DB Museum en is in de zorg van de IG E94 279 Bw Kornwestheim [2].
• 194.580 is na restauratie sinds 2010 in oceaan blauw / beige kleur en als DB-194-178-0 (de enige herschilderde 194) weer operationeel en in gebruik bij Rail 4U.
• E 94 281 is een deel van de inventaris van het DB Museum en staat als een bron van onderdelen voor de E 94 279 in Kornwestheim.

Bewaarde DR locomotieven:

• 254.040 staat in het Museum Hermes wig.
• 254.052 Lokwelt Freilassing, de Vrienden van het Historisch Lokschuppens 1905 Freilassing, voorheen LEG, momenteel niet operationeel.
• 254.056 is een deel van de inventaris van het DB Museum en staat op het spoor in Leipzig Hbf.
• 254.058 is in de collectie Falz in Falkenberg (Elster) oberer Bahnhof.
• 254.059 staat in de SEM Chemnitz-Hilbersdorf.
• 254.066 staat in Hermes wig.
• 254.106 staat in het Spoorwegmuseum Weimar.
• 254.110 staat in Jiiterbog.

Bewaarde ÖBB locomotieven:

• 1020.010 / E 94 088 werd verkocht aan de GES te Kornwestheim. Deze is rijvaardig, maar zal, voor zover de kosten dit rechtvaardigen, optisch worden voorzien van DB type logo.
• 1020.018 (ex E 94.001) bevindt zich in Lienz bij de Vereniging van treinliefhebbers in Lienz.
• 1020.037 Staat bij BTF in ÖGEG.
• 1020.038 staat in het Spoorwegmuseum Strasshof.
• 1020.041 is bij de SLB; 2003-2013 Mittelweserbahn die zij tot 2012 in duw diensten ingezet hebben op de Spessart helling.
• 1020.042 is particulier eigendom en is eigendom van de club 1020.042. Deze is ook uitgerust met een SBB-current collector en kan derhalve volledig functioneren op het SBB netwerk. Ze is gestationeerd in Bludenz.
• 1020.044 staat in Innsbruck.
• 1020.047 staat in Straßhof (OEM) werd terug gebracht in originele staat en werd in 2005-06 door de twee toezichthouders in de trein remise Saalfelden verder opgeknapt en herschilderd.

Technische gegevens

DR-serie E 94
DB-serie 194, DR-serie 254
ÖBB serie 1020
E94
E94 080 in het Eisenbahnmuseum Bochum-Dahlhausen.
Aantal: 197 als E 94 gebouwd
3 als ÖBB 1020 gebouwd
Nummering: Bij aflevering:
* E 94 001–161 (mit Lücken)
* E 94 178–196
* E 94 262–285
* ÖBB 1020.45–1020.47
Fabrikant:
AEG, SSW, Krauss Maffei, Krupp, Henschel, WLF
Bouwjaar: 1940–1945
1954–1956
Uit dienst: 1988 (DB)
1991 (DR)
1995 (ÖBB)
1984
Asindeling: Co’Co’
Spoorbreedte: 1435 mm (normaalspoor)
Massa: 118,7 t / 121,0* t
Asdruk: 19,8 t / 20,2* t
Lengte over buffers: 18.600 mm
Draaistel afstand: 10.000 mm
Asafstand per draaistel: 4.600 mm
Radstand: 13.700 mm
Maximumsnelheid: 90 km/h / 100** km/h
Vermogen: 3.300 kW / 4680 kW **
Duur vermogen: 3.000 kW
Aanzet koppel: 363 kN
Prestatie verhouding: 27,8 kW/t / 27,3* kW/t
Wieldiameter: 1250 mm
Stroom systeem: 15 kV 16⅔ Hz
Stroom voorziening: Bovenleiding
Tractiemotoren: 6
Aandrijving: Direct op onderstel (Tatzlager)
Type transmissiestandschakelaar: Handbediende nokken schakelaar met extra transformator en precisie regulator, een halve draai op transmissiestandschakelaar betekende een versnelling
Treinbeïnvloeding: Sifa
Trein verwarming: 1000V/16⅔ Hz (oorspronkelijke uitrusting 800V)
Remsysteem Enkelvoudige luchtrem met een extra rem en elektrische rem weerstand Kbr / K-GP mZ (weerstandsrem in de DR vanaf 1981 uitgebouwd)
* vanaf E 94 141
** sinds 1970 voor E 94.5


Bron: Wikepedia.org

Hoe het allemaal begon

De kelder is ingedeeld in 3 ruimtes, waarvan er één het meest geschikt was voor het opbouwen van een modelbaan. Deze ruimte moest nog wel eerst......

Land, materieel en tijdperk

Gezien de diversiteit aan beschikbaar materieel is er geen eenduidige keuze gemaakt voor een land. In de verzameling komt Nederland, Duits, Zwitser en .....

Laatste weerkzaamheden aan de baan

Een kort overzicht wat er zoal gedaan is aan de baan de laatste tijd. Details over deze ontwikkeling zijn vaak weer terug te vinden onder de .....

" Als je de sporen volgt, kom je vanzelf op het eindstation. "